Witborstrietvink


Lonchura pectoralis of Heteromunia pectoralis

Voor deze soort geldt net als de gele rietvink dat ze niet veelvoorkomend zijn in Avicultuur. Ze zijn daardoor moeilijk te verkrijgen en hebben een wat hogere aanschafprijs. Op dit moment worden ze bijna niet meer gekweekt in Nederland. In andere Europese landen zijn er gelukkig nog wel kwekers te vinden. Deze soort wordt maar zelden natuurbroed gekweekt dus het is wel noodzakelijk om pleegouders aan te schaffen in de vorm van japanse meeuwtjes. Het geslachtsonderscheid is erg makkelijk, de man heeft bredere witte schubben op de borst en is donkerder op de wangen. Eigenlijk is deze soort alleen maar geschikt voor een binnenverblijf op minimaal 20 graden. De meeste kwekers kweken deze soort koppelsgewijs in een broedkooi. Ons klimaat is te koud en te vochtig en deze soort heeft dan als bijkomend nadeel dat het een bodemvogel is en daar is het vaak nog net wat kouder en vochtiger dan hoog in de volière op stok. Een ander nadeel van deze soort is de hoge mate van inteelt. Dit heeft tot gevolg afwijkingen aan de snavel, teentjes of een gedraaide vleugelpen of het niet uitkomen van de eieren. Dit is dus geen geschikte soort voor beginners. 

Ringmaat 2,7mm

                           Kweker S. Flapper

© S. Flapper

© S. Flapper 

© S. Flapper 

© S. Flapper 

© S. Flapper 

© S. Flapper 

© S. Flapper